Jeugdhulp wordt verleend op opgelegd wanneer er sprake is van een kind wat bedreigd wordt in de ontwikkeling of gevaar loopt in het veilig zijn.

Het concrete normatief kader voor het vaststellen van een bedreigde ontwikkeling en veiligheid van minderjarige is onbekend. In zijn uiterste manifestaties zijn we het in de regel met elkaar eens wanneer er sprake is van bedreigde ontwikkeling of onveiligheid, maar wat zijn nu telkens de grensgevallen. De belangrijkste vraag is bestaat er überhaupt een normatief kader. Er bestaat een omschrijving over wat normen en waarden kunnen zijn. 

Werkbare definitie

Levert dit een concreet werkbare definitie op? Voor het toepassen van het strafrecht wel. Het normatief kader strafrecht is afwijkend gedrag volgens de wet. We kunnen niet zien wat een mens denkt, maar zijn/haar gedrag is wel zichtbaar. Voor een strafbare poging moet er zelfs sprake zijn van een begin van een bewijsbare uitvoeringshandeling.

Wat wordt dan het normatief kader in de toepassing van jeugdhulp? Welk gedrag is afwijkend en hoe geven we handvatten aan het controlerende orgaan, om in te grijpen in een leven van een individu die de reikwijdte van handelen nog onvoldoende overziet.

Typisch is dat wanneer er sprake is van mensenrechten we primair denken aan het hebben van allerlei vrijheden behoudens de wet; ... te mogen zijn wie we willen zijn, het doen wat we willen doen, vrijheid van denken en onderwijs en het recht op eerbiediging privacy, het gezinsleven etc.

Op het moment dat criteria voor jeugdhulp worden ontwikkeld slaat het denken om en is er nauwelijks meer van sprake van het denken in vrijheden, maar de verplichting om het jonge leven te kaderen en beschermen. De rechtvaardiging van ingrijpen wordt gekoppeld aan het risico op gevaar, c.q. veiligheid en bedreigde ontwikkeling. Rond het kind wordt een “cordon sanitair “ ontwikkeld

Hoe kan de rechtvaardiging geconcretiseerd in voor betrokkenen handzame criteria. Anders gezegd kunnen we tevoren inventariseren of de gedragsnorm overschrijding ingrijpen noodzakelijk maakt?

Eerder nog moet worden beoordeeld van waaruit de normoverschrijding van het gedrag voortkomt. Vanwege het “best-will criterium” constateer ik in de praktijk dat deze stap vaak in het proces wordt overgeslagen. Hulpverleners zijn gericht op handelen waardoor er in plaats van curereren door verkeerd handelen een extra gedragsprobleem bij het kind ontstaat.

Mijns inziens is het belangrijk dat de onderzoeksmethodiek ernstig wordt aangescherpt. Het begint dan ook bij de beoordeling van gedrag.

Welk gedrag wordt waargenomen?

  • Het normale eigen gedrag (volgens vooraanstaande gedrag wetenschappers); gedurende drie maanden in zijn eigen thuis omgeving geobserveerd of afgeleid gedrag).

  • Vervolgens behoort dit gedrag bij het kind of wordt dit geïndiceerd door de omgeving.

  • Is het Kind problematiek of Ouder problematiek, (somatisch of organisch?)

  • Welk risico is aanvaardbaar om verkeerde therapie in te zetten.

Rechtstelsel

In Nederland hebben we een continentaal rechtstelsel. Hierbij is de norm beschreven en tot wet verheven. Het Anglo saxisch stelsel heeft Law by Cases. De norm is dan nog niet vastgesteld maar groeit naargelang de zaken zich voordoen. Interessant is dat in Californië bepaalde vorm van norm overschijdend gedrag wordt uitgesloten van de definitie voor Child Abuse.

Dit is omgekeerd denken om fouten in het rechtssysteem te voorkomen.

http://www.cde.ca.gov/ls/ss/ap/childabusereporting.asp

Veilig gevoel is als een kind dat thuis geslagen wordt en daaraan gewend is geraakt.

Rechters zijn getraind om niet in hun eigen valkuilen te stappen. De rechters analyseren een dossier systematisch als zittingsvoorbereiding. Hierbij worden de bestanddelen van de wettelijke criteria tegenover de bestanddelen in het dossier gespiegeld. Hierna blijven de zogenaamde zittings (rechts)vragen over.

Inmiddels is de verzoekschriftenprocedure een accusatoir proces geworden. Er is geen sprake meer van equality of arms. Immers de Raad voor de Kinderbescherming en de GI worden verondersteld om deskundigheid te bezitten die de rechtbank niet in twijfel kan trekken. De wederpartij, doorgaans de ouders, zijn daarmee in een ongelijke en nadelige positie. Deze ongelijkheid dient te worden gecompenseerd wil draagvlak blijven bestaan voor jeugdhulpverlening.

Behulpzaam voor het congres over waarheidsvinding is dan ook het vaststellen van criteria wanneer niet ingegrepen mag worden. Bijvoorbeeld als in twijfelgevallen het gedrag niet lang genoeg in de natuurlijke omgeving is geobserveerd. Hiermee worden fouten zo veel als mogelijk uitgesloten maar is het evident dat gevallen als Savannah onvermijdelijk zijn.

Op 2 oktober schrijft KOG aan LOC i.v.m. het Congres Waarheidsvinding

Geacht LOC,

Stichting Kinderen-Ouders-Grootouders is een landelijke stichting door en voor (groot)ouders van een onder toezicht gesteld of uit huis geplaatst kind, ouders van een weggelopen kind, ouders die bang zijn dat dit gaat gebeuren. KOG is opgericht als vereniging op 11-10-1990, sinds 01-08-2003 stichting. KOG wil kinderen, ouders en grootouders informeren en ondersteunen zodat zij weloverwogen kiezen om wel of geen hulp te vragen van jeugdzorg en als zij wel hulp vragen/krijgen mee te helpen dit proces zo goed mogelijk te laten verlopen.

Stichting KOG

Stichting KOG richt zich met een uitvoerige boodschap tot het congres ‘Waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen’ op 10 november.
Bij de achterban van KOG leeft nog steeds “Zorg om de Jeugdzorg”. Ook in 2008 was goed feitenonderzoek al een punt van ernstige bezorgdheid. Een grote stap vooruit is de volmondige erkenning van het Ministerie van Veiligheid & Justitie in 2017 dat deze zorg gerechtvaardigd is. Vanuit dat gemeenschappelijke vertrekpunt kan gewerkt worden aan verbeteringen.

Wij plaatsen de bevindingen in 2017 naast die van het LOC in de brochure ‘Waarheidsvinding in de Jeugdzorg’ uit 2011. De gewekte verwachtingen van een dialoog op alle niveaus van het stelsel zijn niet waargemaakt. De beleidskeuzen zijn nog niet voldoende gevolgd door implementatie. Ze zijn nog steeds niet “geland” op de werkvloer.

Dat bleek ons zelfs nog tijdens een recente regio-bijeenkomst met het oog op uw congres, recente rapportages, gesprekken van ouders met GI’s in het land, en ervaringen met professionals.

Ondanks art. 3.3 jeugdwet constateert KOG

  • dat Jeugdbeschermers nog steeds zeggen ”wij doen niet aan waarheidsvinding”, dat subjectieve meningen nog steeds worden gepresenteerd als feiten. (Velen blijken nog steeds niet op de hoogte van artikel 3.3 jeugdwet en wijzen op hun “jarenlange ervaring”. Zelfs hoorden wij verklaren dat “onderzoek niet interessant is”, omdat men van te voren alweet hoe de situatie is, “omdat dat nou eenmaal altijd zo is”);
  • dat er nog steeds geen sprake is van systematisch, genormeerd feitenonderzoek;
  • dat ouders nog steeds melden dat hun informatie niet zorgvuldig wordt verwerkt, dat er niet naar hen geluisterd wordt, en de jeugdbeschermers zich niet naast maar boven hen opstellen;
  • dat ouders nog steeds stellen dat “de jeugdzorg” zich defensief en/of autoritair opstelt, hen niet voldoende betrekt bij de interventies, geen hoor-en-wederhoor toepast (en daardoor weerstanden en zorgmijdend gedrag versterkt);
  • dat drang wordt ingezet om gezinnen tot medewerking aan zware interventies te bewegen zonder dat minder zware aantoonbaar geprobeerd zijn;
  • dat er nog steeds de neiging is om het vage “bestwil”-criterium te gebruiken als reden voor dwang (ots, uhp en beperking van omgang);
  • dat er nog steeds niet goed naar beschermende factoren wordt gekeken: als ouders eigen oplossingen aandragen, een andere kijk hebben, wordt dat geduid als “strijd met ons”,
  • informatie van door ouders genoemde derden wordt vaak niet opgevraagd, expertise van derden zoals een kinderpsychiater wordt soms geheel afgewezen met het argument: ”die buitenstaander heeft niet het hele gezin gezien” zelfs in gevallen waar uit het dossier blijkt dat de G.I. dat ook niet heeft gedaan maar de mededelingen van één ouder een onevenredig zwaar gewicht geeft;
  • dat buitenstaanders hebben opgemerkt dat de risico-regelreflex opvallend is toegenomen na calamiteiten en de invoering van het tuchtrecht. Met name in stelselmatige bedreiging van het ouderschap. Dat roept zowel vecht- als vluchtreacties op bij ouders. Daar zijn kinderen niet echt mee geholpen;
  • dat ouders nog steeds klagen over de rol van de kinderrechter, zij staan op achterstand zodra GI en raad voor de kinderbescherming in beeld komen, omdat deze organisaties worden verondersteld deskundigheid te bezitten die de rechtbank niet in twijfel kan trekken. Daardoor is er geen sprake van gelijkwaardige partijen.

De gehele beschermingsketen moet genormeerd werken
Wij verwachten dat vanuit deze punten en vanuit de brochure ‘Waarheidsvinding in de Jeugdzorg’ gezocht zal worden naar concrete verbeterpunten, die moeten leiden tot een genormeerde werkwijze bij onderzoek en beoordeling, in alle fasen van de gehele beschermingsketen, vanaf wijkteams en andere melders, tot aan gerechtshoven en zorgaanbieders.

In het woordelijk verslag van het laatste Algemeen Overleg jeugd staat dat met name ook de rechtspraktijk betrokken moet worden.
Graag verneemt KOG op welke wijze dit heeft plaats gevonden, en op welke wijze dit in het congres aan de orde wordt gesteld.

Evenals het LOC heeft KOG al jarenlang inspanningen gedaan om dit doel te bereiken. Daarom heeft het KOG verbaasd dat het LOC niet in het voorstadium bij ons heeft geïnformeerd naar onze ervaringen, daar wij sinds 1990 ononderbroken actief zijn als cliëntondersteuner. Ook bij het eerste gesprek bij een van de initiatiefnemers “aan de keukentafel” over de aanvraag voor dit congres was KOG vertegenwoordigd.

KOG heeft alsnog een visiedocument geschreven dat nog voor het congres nagezonden zal worden. Daarin draagt KOG bij aan verbetervoorstellen m.b.t. het jeugd-feitenonderzoek (KinderOmbudsman 2013). Ook geven wij een terugblik op de ontwikkelingen van 2011 tot heden, en een vooruitblik.
KOG wil hiermee bijdragen aan het Actieplan waarheidsvinding.

Wij hopen het LOC hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. In afwachting van een reactie sturen wij een afschrift van deze brief naar alle partijen die bij de organisatie van dit congres zijn betrokken, evenals naar het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Namens het bestuur van stichting Kinderen-Ouders-Grootouders
drs T.P. Barendse-Cornelissen, secretaris