De jeugdbescherming beschermt uw kinderen tegen u. Blijf er uit de buurt en als het contact onvermijdelijk is: houdt uw mond. Zo adviseert het platform van cliëntenorganisaties in de jeugdzorg ouders in het boekje 'Kinderbescherming en valkuilen'. Voor een zeer verontwaardigde directeur van de raad voor de kinderbescherming was het reden om het overleg met het platform direct op te schorten.

,,Een overdreven reactie'', vindt de hoogleraar familie- en jeugdrecht. ,,We kunnen er juist wat van leren'', zegt de directeur van de voogdij-instellingen.

Hij geeft direct toe dat het wel eens mis gaat in de praktijk van de jeugdbescherming. Dat de bureaucratie dan overheerst en dat er veel pijn en frustratie is bij ouders.

Kees Kleingeld, directeur van de koepelorganisatie van voogdij-instellingen Vedivo vertelt: ,,Als een kind uit huis geplaatst moet worden bijvoorbeeld, moet de gezinsvoogd alles op alles zetten om het kind op een goede plaats te krijgen. Met beperkte middelen en te weinig capaciteit. Dat betekent veel bellen en leuren om een plek. Intussen vergeet de gezinsvoogd wel eens het belang van de ouders, die het kind thuis willen houden of het liever bij opa en oma onder willen brengen. Dan is er geen tijd, of men neemt de tijd niet, om met ouders of de rest van de familie om de tafel te gaan zitten. Dáár komen de klachten van ouders en ook grootouders vandaan.''

,,Een paar weken geleden nog, op een van de bijeenkomsten die wij regelmatig met cliënten- en ouderorganisaties hebben, zei iemand: ,,Geef nou ook eens een keer toe dat je fout bent. Dat doet ons meer dan wanneer je probeert het te verdoezelen''. Ik denk dat wij als jeugdbescherming te veel hebben geprobeerd meningen weg te masseren. Het boekje van het platform zegt veel over de gevoelens van ouders. Als je tussen de regels door leest kunnen we er juist wat van leren.''

De gezinsvoogden staan in 'Kinderbescherming en valkuilen' net zo onder vuur als de medewerkers van de Raad voor de kinderbescherming. Het is de raad die onderzoek doet naar de opvoedingssituatie van een kind. Op basis van dat onderzoek bepaalt de kinderrechter of een kind onder toezicht moet worden gesteld of zelfs uit huis moet worden geplaatst. Vervolgens is het de gezinsvoogd die het kind (en ouders) verder begeleidt.

Het Platform van samenwerkende cliëntenorganisaties in jeugdzorg en familierecht (SCJF), waarbij vijftien ouderorganisaties zijn aangesloten, is vernietigend in haar oordeel over raadsmedewerkers. Die zouden niet objectief zijn en in hun onderzoek mededelingen niet op juistheid controleren. Hetzelfde geldt voor gezinsvoogden. 'Het is verstandig met hen om te gaan zoals met raadsmedewerkers: zeg niet te veel.'

Landelijk directeur E. Hooymans van de Raad voor de kinderbescherming noemt het boekje 'tendentieus' en liet het platform vorige week weten het reguliere overleg, dat na een moeizame start sinds drie jaar plaatsvindt, op te schorten.

,,Een erg overdreven reactie'', vindt Paul Vlaardingerbroek, hoogleraar familie- en jeugdrecht aan de Katholieke Universiteit Brabant. Een paar weken terug mocht hij zelf het boekje ontvangst nemen toen hij een bijeenkomst leidde georganiseerd door het ministerie van justitie. Kinderbeschermingsinstellingen en cliëntenorganisaties waren er samen ,,om te komen tot een goede dialoog''.

,,Ik ben niet blij met de inhoud van het boekje. Het is generaliserend en erg ongenuanceerd wat het platform schrijft. Maar ik zou zeggen: neem het achterliggende probleem serieus. Dat is dat individuen zich volledig verkeerd behandeld voelen. En als emoties een rol gaan spelen drukt men zich wel eens ongenuanceerd uit. Ik zou nu juist nóg intensiever proberen misverstanden uit de weg te ruimen.''

Misverstanden? Het boekje van de cliëntenorganisaties laat juist een indruk van misstanden in de kinderbescherming achter.

,,Natuurlijk zijn die er'', zegt Vlaardingerbroek. Zelf werkte hij ooit bij de gezinsvoogdij, en als plaatsvervangend raadsheer bij het gerechtshof in Den Bosch maakt hij veel familiezaken mee. ,,Waar gehakt wordt vallen spaanders. Je werkt wel met partijen die vaak lijnrecht tegenover elkaar staan. Soms heb je als raadsmedewerker informatie die niet klopt, maar op grond waarvan je wel stappen onderneemt. Het is de raadsonderzoekers niet altijd te verwijten dat die informatie niet klopt. Soms zijn niet alle betrokkenen bereid mee te werken, waardoor de raad geen compleet beeld heeft, maar wel moet handelen.''

Een raadsmedewerker kan ook een verkeerde inschatting maken. Een 'bedrijfsfoutje' dat wel heel ingrijpend is in het leven van een kind en zijn familie.

Vlaardingerbroek: ,,Je kunt niet voorkomen dat ooit een kind tussen wal en schip valt of dat een ouder onjuist wordt bejegend. In die gevallen komt het nooit meer goed tussen kinderbescherming en cliënten. Dat is begrijpelijk. Als je bijvoorbeeld ooit je kind bent kwijtgeraakt omdat de raad heeft meegewerkt aan een uithuisplaatsing omdat men dacht dat het niet goed zat in het gezin. Of als je de ouder bent die een kind al jarenlang niet mag zien omdat je ex niet meewerkt en de raad geen mogelijkheden heeft daar verandering in te brengen. Die incidentele gevallen zijn niet meer recht te zetten. Ook niet door achteraf toe te geven dat ooit een verkeerde beslissing is genomen. De woede daarover is te begrijpen. Ik denk dat het boekje ook is gemaakt vanuit die persoonlijke gevoelens van cliënten die zich benadeeld voelen. Maar dat wil niet zeggen dat iedere actie van de Raad voor de kinderbescherming een mislukte of negatieve actie is. Die indruk wordt met dat boek - ik zie het als een soort zwartboek - wel gewekt. Ik denk dat er tegenwoordig over het algemeen goed gewerkt wordt. Maar juist omdat een 'foutje' van de jeugdbescherming zulke ingrijpende gevolgen kan hebben, moet je blijven zoeken naar verbetering van de kwaliteit.''

De Vedivo blijft daarom wel in gesprek met het platform. Kees Kleingeld: ,,In het contact met ouders begin je als gezinsvoogd vaak met een tegengesteld belang. Die van het kind en die van de ouders. Als men het niet eens is over de toekomst van het kind kunnen er conflicten ontstaan. We kunnen nooit een pijn wegnemen, zeker niet als we zelf betrokken zijn bij het veroorzaken van die pijn. Maar we kunnen wel proberen begrip te kweken. Bijvoorbeeld door ons te verantwoorden tegenover de ouders, hen inzage te geven in ons verhaal. Zodat ze desnoods met een advocaat naar de kinderrechter kunnen stappen en zeggen: Ik ben het er niet mee eens.''