Leer van andere ouders die ons zijn voorgegaan!

Respect voor de moeder en haar advocaat; ze hebben klachten in gediend tegen het optreden van de Raad van Kinderbescherming, die blijkbaar gegrond zijn verklaard.

Had moeder dit niet gedaan, dan had ze geen poot om op te staan, maar nu kon deze moeder dus de Raad van Kinderbescherming aansprakelijk stellen voor de schade!

RECHTBANK DEN HAAG 18-12-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:13463

Als je deze beschikking leest, kom je ook de formulering van de klachten tegen. Deze kan jij, ouder, copy/paste zo bij jouw klachten gebruiken.

Besef dat dit dus ook zo werkt richting anderen die zich zo nodig met jouw en jouw kind willen bemoeien en vervolgens adviezen geven die contra productief zijn, jouw proberen deel te laten nemen aan nutteloze trajecten, of jou zelfs afschrijven, uitbannen in hun rapporten op basis van:

  • beeldvorming
  • Vermoedens
  • Onderbuikgevoelens
  • Opinies
  • Meningen
  • Onverwerkt trauma van de hulpverlener/professional, in deze raadsonderzoeker.

Denk dus aan de Jeugdbescherming, bijzonder curatoren, omgangshuizen, ieder die een traject begeleid, wijkteams, politie

De klachten van klaagster hebben, kort samengevat, betrekking op de onprofessionele bejegening van klaagster, het niet juist vermelden van een aantal feiten in het raadsrapport en de afhandeling van een eerdere ingediende klacht bij de raad. (…)

Wij, ouders, kunnen ons allemaal herkennen in deze klachten. Niet (op tijd) toesturen van de rapportages, onder tijdsdruk moeten reageren, of geen kans meer krijgen om te reageren.
Onze reacties worden niet integraal verwerkt in de rapportages. Fouten worden niet verwijderd uit rapportages.
Maar ook het machtsmisbruik. Dat raadsonderzoekers verder gaan dan hun eigenlijke opdracht om hun ‘slechte’ gedrag te motiveren, of om zo te proberen onderbouwen waarom jij geen ouder zou mogen zijn.

Onderstaand een paar klachten, blijkbaar zodanig geformuleerd dat deze effect hebben. En ook klachten die blijkbaar anders geformuleerd moeten worden, want ze hebben het niet gehaald:

 

  • KLACHT:

Klaagster heeft maar een conceptrapport ontvangen en niet zoals de klachtbeslissing vermeldt 'op 29 juni 2012 zijn conceptrapporten naar u toegestuurd'.

Raad:

Klaagster heeft inderdaad op 29 juni 2012 maar één conceptrapport ontvangen. Er is immers dan nog geen beschermingsrapport.

Commissie:

De commissie stelt vast dat er op 29 juni 2012 één conceptrapport naar klaagster is gestuurd. [De commissie heeft aan het einde van haar beslissing vermeld dat zij de onjuiste feiten heeft aangepast, rb]

 

  • KLACHT

Klaagster:

Klaagster ontkent een conceptrapport te hebben ontvangen van het beschermingsraadsrapport, zoals in de klachtbeslissing wordt gesteld op Klaagster geeft aan ook niet in de gelegenheid gesteld te zijn mondeling of schriftelijk op het rapport te reageren.

Raad:

Hoewel het Kwaliteitskader ons daartoe wel verplicht is er geen conceptrapport aangaande bescherming naar klaagster gestuurd. Ook heeft klaagster het bewuste rapport niet kunnen inzien en bespreken, terwijl het Kwaliteitskader ons ook daartoe verplicht. Deze niet fraaie handelwijze is te verklaren door de tijdsdruk om tijdig, voorafgaand aan de zitting van de rechtbank, ons advies te kunnen overleggen. Aan deze afweging is in het MDO uitdrukkelijk aandacht besteed. Er is dus voorrang gegeven aan het tijdig adviseren van de rechter.

Klaagster heeft daardoor geen inzage in het bewuste rapport en geen gesprek daarover gehad. Er is voor gekozen om [de minderjarige, rb] voor de zomervakantie duidelijkheid te geven.

Commissie:

De commissie stelt vast dat de raad in strijd heeft gehandeld met het Kwaliteitskader door klaagster geen inzage te geven in het concept beschermingsrapport. De commissie stelt verder vast dat klaagster ook niet in de gelegenheid is gesteld daarop mondeling of schriftelijk te reageren. De raad heeft daardoor, bewust, het beginsel van hoor en wederhoor niet in acht genomen bij een rapport dat een advies bevat met voor klaagster en [de minderjarige, rb] verstrekkende gevolgen en maatregelen. Omdat de zienswijze van klaagster niet is opgenomen in het rapport is niet uit te sluiten dat de lezer van het rapport (bijvoorbeeld de behandelend rechter) een vertekend dan wel onjuist beeld krijgt van de situatie. Het feit dat er onder tijdsdruk moest worden gehandeld en dat, in de ogen van de raad, een spoedeisend belang aanwezig was, mag geen reden zijn om het beginsel van hoor en wederhoor niet toe te passen. De raad staat immers andere middelen ter beschikking om spoedeisendheid op te lossen, bv. door het vragen van een spoedmachtiging. De commissie oordeelt dan ook dat de raad op deze onderdelen onzorgvuldig heeft gehandeld.

De commissie overweegt ambtshalve dat het raadsrapport op onderdelen steunt op de weergave van subjectieve opvattingen van de raadsonderzoeker. De commissie noemt als voorbeeld de constatering van de raadsonderzoeker dat klaagster naar zijn mening zo snel zwanger is geworden en dat dit zijn beeld bevestigt dat klaagster eerst handelt en pas later bekijkt wat dit voor anderen, waaronder [de minderjarige, rb], betekent. Dergelijke subjectieve opvattingen worden niet door feiten ondersteund en zijn dus onvoldoende objectief van aard. Omdat aanknopingspunten die het standpunt van de raadsonderzoeker onderbouwen ontbreken, zo is niet bekend wat de raadsonderzoeker begrijpt onder "het snel zwanger zijn", bestaat het gevaar dat het uiteindelijke advies van de raad aan de rechtbank niet door argumenten van voldoende gewicht wordt gedragen. Het is goed mogelijk dat deze subjectieve invulling samenhangt met de omstandigheid dat een belangrijke partij, namelijk klaagster, niet door de raad is gehoord, waardoor een correctie niet heeft kunnen plaatsvinden. De klacht is op dit onderdeel gegrond. (…)

 

  • KLACHT

Klaagster:

Klaagster leest in de klachtbeslissing dat haar zwangerschap de directe aanleiding is geweest om in het MDO te besluiten om het onderzoek uit te breiden naar het beschermingsonderzoek. Klaagster is hiervan niet op de hoogte gebracht en vindt deze aanleiding opmerkelijk.

(Dus hier gaat de raadsonderzoeker een eigen dingetje doen…met een schuin oog wordt al gekeken naar nieuwe slachtoffers? Hoe vaak dat niet voorkomt, dat we gechanteerd worden met onze kinderen gekregen in een andere relatie, of de kinderen van onze nieuwe partner…..)

Raad:

De zwangerschap dient, samen met de aanstaande verhuizing, gezien te worden als één van de gewijzigde omstandigheden waardoor het beschermingsonderzoek is opgestart. Voor de zomervakantie zou er, in het belang van [de minderjarige, rb], duidelijkheid over de te bewandelen weg moeten bestaan. De formulering in de klachtbeslissing is op dit punt onvolledig dan wel onjuist. De zwangerschap behoort gezien te worden als één van de gewijzigde omstandigheden, waarover echter niet goed is gecommuniceerd.

Commissie:

In de klachtbeslissing is op pagina 6 opgenomen dat (alleen) de zwangerschap van klaagster de directe aanleiding is geweest om in het MDO te besluiten het onderzoek uit te breiden naar een beschermingsonderzoek. De commissie stelt vast dat de formulering in de klachtbeslissing niet volledig is, omdat tijdens het onderzoek ter zitting is gebleken dat de zwangerschap samen met de verhuizing, door de raad als één van de gewijzigde factoren is beschouwd voor de start van het beschermingsonderzoek. De klacht is op dit onderdeel gegrond.

(…)

 

  • KLACHT

Klachtonderdeel 6 (inhoudende dat nu door de raad erkend wordt dat eiseres een stabiele factor is geweest voor de minderjarige maar dat zij betreurt dat dit niet in het rapport verwerkt is en dat er ook niet is gekeken naar alternatieve mogelijkheden om een uithuisplaatsing te voorkomen zodat de minderjarige niet gescheiden wordt van de stabiele factor in haar leven, de moeder, rb.) is door regiodirecteur al gegrond verklaard.

(Fijn dat dit is toegeven door de Raad, maar wat nu? Is de UHP teruggedraaid? Dit gebeurt dus aan de lopende band!)

 

  • KLACHT

Klaagster:

Zowel het beschermingsrapport (pagina 2) als de klachtbeslissing (pagina 7) bevatten de foutieve vermelding dat [de minderjarige, rb] samen met klaagster bij grootouders is gaan wonen. Hierdoor ontstaat het beeld dat klaagster pas na de geboorte van [de minderjarige, rb] bi] grootouders is gaan wonen. Dat is onjuist. [de minderjarige, rb] is geboren in het ouderlijk huis van klaagster. Daarna is ze bij de [stiefvader, rb] gaan wonen en na 7 jaar is [de minderjarige, rb] weer woonachtig bij grootouders.

Raad:

De klachtbeslissing en het beschermingsrapport bevatten op dit punt een feitelijke onjuistheid.

(Gewoon willens en wetens fouten vermelden in het rapport, die zware gevolgen hebben, omdat de rechter zo verkeerd geïnformeerd wordt en derhalve dus verkeerde beslissingen neemt, ten koste van het kind)

Commissie:

De commissie stelt vast dat het beschermingsrapport ten onrechte vermeldt dat [de minderjarige, rb] ‘na de geboorte met haar moeder bij grootouders (mz) is gaan wonen’. [De minderjarige, rb] is namelijk geboren in het ouderlijk huis van klaagster. De klacht is op dit onderdeel gegrond.

 

  • KLACHT

Klaagster:

Klaagster meldt dat de situatie bij grootouders niet veilig is; de zus van klaagster heeft contacten in criminele milieu (hennep) en de mogelijkheid bestaat dat deze zus ook bij grootouders gaat wonen. Er is ten onrechte geen onderzoek verricht naar de opvoedsituatie in [plaats 1] . Het verblijf in [plaats 2] is immers maar tijdelijk. Een uithuisplaatsing mag alleen worden gevraagd als uiterste middel. De raad heeft onzorgvuldig gehandeld omdat

onderzoek naar opvoedmogelijkheden door de ouder zelf voorop had moeten staan. Klaagster is van mening dat [de minderjarige, rb] best een verhuizing met hulpverlening aankan.

Raad:

Het rapport had explicieter moeten vermelden dat klaagster heeft aangegeven dat de situatie bij de grootouders niet zonder meer veilig is. De situatie in [plaats 2] is voor [de minderjarige, rb] het meest stabiel. Door tijdsdruk moest er voor de zomervakantie duidelijkheid komen. Het is de wens van [de minderjarige, rb] om niet te verkassen en om op school in [plaats 2] te blijven. De situatie in [plaats 2] zorgt voor continuïteit in het leven van [de minderjarige, rb]. Er is geen twijfel over de opvoedingscapaciteiten van klaagster. Het probleem is dat de volwassenen in het leven van [de minderjarige, rb] niet op een lijn zitten. Er is geen overeenstemming waardoor [de minderjarige, rb] telkens tot een keuze wordt gedwongen, terwijl juist de volwassenen de beste keuze voor [de minderjarige, rb] zouden moeten maken.

Commissie:

De commissie stelt vast dat de raad niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen onderzoek in te stellen naar de situatie in [plaats 1] . De onderzoeksvragen die in het rapport op pagina 1 zijn vermeld verplichten de raad daartoe niet. Andere gronden die daartoe aanleiding zouden gegeven zijn niet gesteld noch gebleken. Over de veiligheidssituatie bij grootouders wordt in de bijlage bij het rapport gemeld, zodat de rechtbank daarvan kennis kon nemen. De klacht is op dit onderdeel niet gegrond.

 

  • KLACHT

Klaagster:

Klaagster geeft aan dat de raad de problematiek van [de minderjarige, rb] bagatelliseert door te zeggen dat zij slechts een paar deukjes heeft opgelopen. Door de uithuisplaatsing wordt de ontwikkeling van [de minderjarige, rb] ernstig in gevaar gebracht, namelijk omdat ze dan gescheiden wordt van de meest stabiele factor in haar leven.

Raad:

De raad heeft met deze opmerking willen aangeven dat het wonderwel goed gaat met [de minderjarige, rb]. Door de handelwijze van volwassenen is de hulp echter niet van de grond gekomen. [de minderjarige, rb] bezit blijkbaar de kracht om zich, na zoveel te hebben meegemaakt, redelijk goed te ontwikkelen.

Commissie:

De commissie overweegt dat de raad de problematiek van [de minderjarige, rb] niet (heeft) onderschat en dat de raad op dit punt niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is op dit onderdeel niet gegrond.

 

  • KLACHT

Klaagster:

Het raadsrapport vermeldt ten onrechte dat klaagster geen hulpverlening accepteert en dat vrijwillige hulpverlening moeilijk tot stand komt. Klaagster heeft wel degelijk hulpverlening (ook in [plaats 2] ) georganiseerd, namelijk bij schoolmaatschappelijk werkster [X] . Deze heeft [de minderjarige, rb] ook aangemeld bij het KIES­ programma (Kinderen In Echtscheidings Situaties) in [plaats 1] . Het AMK heeft ook geadviseerd en een overdracht gedaan aan BJZ in verband met een mogelijke indicatie voor inzet opvoedondersteuning (IOG). Bureau Jeugdzorg concludeert dan vervolgens dat er geen hulpverlening (IOG) nodig is. Klaagster heeft dus alle hulp aangenomen. Het beschermingsrapport, met de zinsnede 'vrijwillige

hulpverlening komt niet of onvoldoende tot stand' is dan echter al naar de rechter. Klaagster heeft daarover geen bezwaar kunnen maken omdat zij het concept-rapport nooit heeft ontvangen. In het omgangsrapport op pagina 12 staat vermeld: "hulpverlening aan [de minderjarige, rb] zelf, lijkt op dit moment niet nodig." Ook op pagina 8 van de klachtbeslissing vermeldt de directeur nog dat [de minderjarige, rb] geen last heeft van kindproblematiek, maar van problemen tussen volwassenen. Klaagster vraagt zich af waar het verwijt dat ze geen hulp accepteert op is gebaseerd als er wordt vastgesteld dat er geen kindproblematiek is?

Raad:

De hulpverlening heeft bij de gewijzigde omstandigheden onvoldoende kans van slagen gekregen. Er is niet iets tot stand gekomen waardoor er verandering te bespeuren is. Over de bereidwilligheid van klaagster tot het ontvangen van hulp bestaat geen twijfel. Klaagster heeft weldegelijk hulp georganiseerd (zie o.a. p. 9 beschermingsrapport), zowel voor zichzelf als voor [de minderjarige, rb]. Over de vraag welke hulp klaagster verder nog dient te regelen had duidelijker gecommuniceerd moeten worden.

Commissie:

De commissie stelt vast dat de in de visie van de raad niet gelukte hulpverlening op twee onderdelen een belangrijke rol speelt in het rapport, namelijk bij de start en het einde van het onderzoek. De commissie zal beide onderdelen hierna afzonderlijk toelichten.

Een belangrijke reden voor de start van het beschermingsonderzoek is dat 'vrijwillige hulpverlening niet of onvoldoende tot stand komt ' (p.1 beschermingsrapport). De overgelegde stukken leveren echter geen aanwijzingen op voor de aannemelijkheid van een falende hulpverlening waardoor de ontwikkeling van [de minderjarige, rb] zou worden bedreigd. Ook het onderzoek ter zitting levert geen aanwijzingen op voor die stellingname. Het is, zo wordt duidelijk tijdens de zitting, juist een aantal te wijzigen omstandigheden, zoals een naderende verhuizing en de zwangerschap, die voor de raad de aanleiding heeft gevormd het beschermingsonderzoek te starten. De commissie stelt vast dat het raadsrapport op dat punt derhalve onjuiste informatie bevat waardoor ernstige twijfel ontstaat over de ontstaansgrond van het beschermingsrapport. De commissie oordeelt dat het rapport op dit onderdeel ondeugdelijk is opgebouwd en dat de klacht gegrond is.

(Dus ook hier verliest een raadsonderzoeker zich in beeldvorming en wordt er zelfs gelogen,; moeder werkt niet mee mbt hulpverlening, terwijl moeder gelukkig kan aantonen dat dit wel het geval is!)

De vaststelling van een falende hulpverlening speelt ook nog een grote rol aan het slot van het rapport, als wordt concludeert dat de ontwikkeling van [de minderjarige, rb] ernstig wordt bedreigd en dat een OTS en uithuisplaatsing daarom passende maatregelen zijn. Het belangrijkste argument voor deze conclusie is de omstandigheid dat 'hulpverlening in een vrijwillig kader onvoldoende kans van slagen heeft', oftewel met andere woorden, dat de benodigde hulpverlening tussen de volwassenen niet van de grond is gekomen (p. 13 beschermingsrapport). Op diverse pagina's in het rapport wordt immers vermeld dat hulpverlening aan [de minderjarige, rb] zelf niet nodig lijkt (p. 4 en 13 beschermingsrapport). Het gaat dus om hulpverlening die gericht is op het bereiken van afstemming tussen de betrokken volwassenen. Daarbij wordt dan gedoeld op klaagster, stiefvader, grootouders en vader. Los van de vraag of [de minderjarige, rb] hulp behoeft stelt de commissie vast dat klaagster voor [de minderjarige, rb] in ieder geval actief hulp heeft ingeschakeld. Uit de stukken blijkt dat zij, deels op eigen initiatief, hulp heeft ingeschakeld voor het welzijn van [de minderjarige, rb], zowel in [plaats 2] als in [plaats 1] . Verder is, ook tijdens het onderzoek van de commissie, geen duidelijkheid gekomen over de wijze waarop klaagster volgens de raad dan wél invulling had moeten geven aan de inspanningsverplichting om de noodzakelijke hulpverlening op gang te brengen. Daardoor is ook niet duidelijk geworden of klaagster, indien zij wel op de hoogte zou zijn geweest van de juiste hulp, deze hulp niet zou hebben ingeschakeld, hetgeen toch een voorwaarde lijkt bij het advies zoals door de raad gegeven. De klacht is op dit onderdeel gegrond.

(…)

 

  • KLACHT

(en ja hoor, ook deze raadsonderzoeker kan het niet laten; een persoonlijke visie van de raadsonderzoeker wordt gewoon door deze raadsonderzoeker vertaald in feiten. Herkenbaar?!)

Klaagster:

In de klachtbeslissing wordt gebruik gemaakt van een stuk dat feitelijke onjuistheden bevat. De raad behoort uit te gaan van feiten. Er is geen hoor en wederhoor geweest. Op pagina 11 van het omgangsrapport wordt uitgegaan van feiten die door de raadsonderzoeker eenzijdig en vanuit zijn visie worden weergegeven. Vooral de zinsnede dat klaagster wijze van aangaan en verbreken van relaties met belangrijke mensen een negatief voorbeeld voor [de minderjarige, rb] is, stoort klaagster. Immers, klaagster heeft in haar leven maar één keer een relatie verbroken en dat was met stiefvader. Zij is zelf door de vader van [de minderjarige, rb] verlaten. Daarnaast heeft klaagster wel degelijk eerst in [plaats 2] werk gezocht. Nadat zij kennis kreeg aan [haar huidige echtgenoot, rb] is zij regelmatig te [plaats 1] verbleven, echter is zij vier dagen in de week in [plaats 2] geweest om de zorg voor [de minderjarige, rb] op zich te nemen. Ten slotte heeft klaagster de contacten tussen [de minderjarige, rb] en de biologische vader gestimuleerd. Als de biologische vader deze contacten uit de weg gaat kan klaagster dat niet worden verweten. Omdat er geen hoor en wederhoor is geweest, heeft klaagster haar visie van het verhaal niet kunnen geven.

Raad:

Het gaat ook over de relatie tussen [de minderjarige, rb] en de volwassenen. Klaagster heeft daarin niet altijd de juiste keuze gemaakt.

Commissie:

De commissie stelt vanwege de schending van het beginsel van hoor en wederhoor vast dat de op pagina 11 in het raadsrapport genoemde feiten mogelijkerwijs een subjectieve lading bezitten, namelijk de visie van de raadsonderzoeker. Omdat klaagster niet in de gelegenheid is geweest haar visie daarover te geven is de betrouwbaarheid van de genoemde feiten en omstandigheden in het geding. Omdat aan de juistheid van de feiten kan worden getwijfeld is ook de daarop gestoelde conclusie, dat er twijfels zijn of moeder de belangen van [de minderjarige, rb] voorop stelt bij haar keuzes, onvoldoende onderbouwd. De commissie is van oordeel dat het rapport op dit onderdeel niet deugdelijk is. De klacht is op dit onderdeel gegrond.

(…)

 

  • KLACHT

Klaagster:

Ten onrechte verbindt de raad geen gevolgen aan gegronde klachten. Welk nut heeft het werken met kwaliteitskaders als deze niet in acht worden genomen? Waarom wordt er gewerkt met klachtenregelingen als deze geen effect hebben?

Raad:

Feitelijke onjuistheden worden aangepast in het rapport en reacties van klaagster worden als bijlagen toegevoegd aan het rapport. Dat is in deze zaak ook gebeurd.

Commissie:

De commissie stelt vast dat de raad op deze klachtonderdelen niet onzorgvuldig te werk is gegaan. De klacht is op dit onderdeel niet gegrond. (…)”

 

(Deze moeder, en wij allen stellen een hele terechte vraag: “Waarom wordt er gewerkt met klachtenregelingen als deze geen effect hebben?”…..

Maar daar ligt toch wel de grens bij de slager die het eigen vee keurt…De raad ‘zegt’ dat fouten aangepast gaan worden en daarmee is het voor de raad, en blijkbaar ook voor de commissie wel klaar zo…… triest….)

 


 

Beste ouders, met de blauwdruk, met Het beste besluit voor het kind, met alles wat wij voor jullie hebben verzameld op de website, hoef jij deze totale handelingsonbekwaamheid niet langer te pikken!

Laat je niet intimideren, niet chanteren, niet weg zetten, niet overheersen. Wie zijn zij om strepen door levens te halen?

Bovenstaand verhaal is exemplarisch. En te voorkomen!

Daar hebben wij, ouders, dus zelf onze verantwoordelijkheid bij; eis de MASIC. Niet een eigen vragenlijstje, niet het hij/zij verhaal, het zogenaamde wederhoor, dat ruimte geeft aan subjectiviteit.

Eerst een objectieve 0-meting en vervolgens maatwerk als de MASIC aangeeft dat deze ouders voorsorteren op ellende daar het reguliere aanbod contra productief is.