C.A. Childress, Psy.D. (2015) drcraigchildressblog.com

Het ziektebeeld “ouderverstoting” kan met zekerheid worden herkend aan een serie van drie afdoende diagnostische indicatoren:

1. Onderdrukking van het hechtingsproces

De volledige onderdrukking van de prikkel van het kind voor het hechtingsproces met een ouder die bereikbaar is in een normale, liefhebbende sfeer, zodat het kind de affectieve binding met deze ouder geheel tracht af te snijden.

Noot van de Therapeut: Dit symptoom vindt zijn oorsprong in het verstoorde hechtingsnetwerk van de verbonden narcistische/(borderline) ouder, waarbij barsten in de relatie met de te hechten persoon uitlopen op de volledige afsnijding van de relatie (Bowen: relationship cutoffs) eerder dan het succesvol herstel ervan.

Onder de verstorende ziekmakende invloed van de narcistische/(borderline) ouder wordt het kind aangezet tot het  “verbreken” van de relatie op dezelfde manier, als middel om de echtscheiding te verwerken.

2. Kenmerken van Persoonlijkheidsstoornis:

Het kind vertoont een karakteristieke serie van vijf specifieke narcistisch/(borderline) persoonlijkheidskenmerken in de symptomenreeks naar de te verstoten ouder:

  1. Hoogdravendheid: Het kind is in de hoogdravende situatie dat het oordeelt over de te verstoten ouder, als ouder en ook als persoon.
  2. Afwezigheid van empathie: Het kind vertoont een totale afwezigheid van empathie en medeleven voor de te verstoten ouder.
  3. Overal recht op denken te hebben: Het kind drukt een gerechtvaardigd geloof uit dat het recht heeft op de vervulling van iedere wens, die door de te verstoten ouder vervuld moet worden tot volle tevredenheid, en als aan deze gerechtvaardigde verwachtingen niet naar tevredenheid van het kind wordt voldaan voelt het kind zich gemachtigd om wraak te nemen op de te verstoten ouder.
  4. Hooghartige en arrogante houding: Het kind vertoont arrogant, minachtend en hooghartig gedrag naar de te verstoten ouder.
  5. Splitsen: Uit de symptomen van  het kind blijkt het ziektebeeld van splitsing waarbij het kind een gepolariseerd beeld heeft van de ouders, waarin de bevoorrecht veronderstelde ouder wordt gezien als ideaal en helemaal geweldig, terwijl de te verstoten ouder wordt gekarakteriseerd als de in-en-in slechte en waardeloze ouder.

Noot van de Therapeut: Deze serie narcistische/(borderline) persoonlijkheidskenmerken in de symptomen die het kind vertoont is het resultaat van de psychologische beïnvloeding van de opvattingen van het kind over de te verstoten ouder, door de verbonden narcistische/(borderline) ouder. Diagnostische indicator 2 staat voor de “psychologische vingerafdrukken” in de symptomen die het kind vertoont van de psychologische invloed en macht over het kind door de verbonden narcistische/(borderline) ouder, die de echte bron is van de narcistische houding en gevoelens.

3. Waandenkbeeld

Het kind vertoont een onverzettelijk vastgehouden, hardnekkig en vals geloof (een waandenkbeeld dus) in de verondersteld “laakbare” ouderlijke ongeschiktheid van de te verstoten ouder. Het kind deelt dit onjuiste geloof (een ingekapselde achtervolgingswaan) met de narcistische /(borderline) ouder, die de ware oorspronkelijke bron is van deze onjuiste overtuiging (ICD-10 diagnose code F24: Gedeelde psychotische stoornis).

Het kind gebruikt deze onjuiste overtuiging jegens de veronderstelde “laakbare” ouderlijke ongeschiktheid van de te verstoten ouder als rechtvaardiging voor het verstoten van die ouder door het kind, dat vindt dat de te verstoten ouder het verdient verstoten en gestraft te worden voor de veronderstelde “laakbare” ongeschiktheid van deze ouder.

Noot van de therapeut: Dit symptoom is het resultaat van de rol die het kind opgedrongen krijgt in het verhaal van de herbeleving van het trauma van de narcistische/(borderline) ouder, van het “tot slachtoffer gemaakte kind.” Dit verhaal van de herbeleving van het trauma is een vals drama ontstaan uit de verwarrende waandenkbeelden van de narcistische/(borderline) ouder (Millon, 2011; zie hierna).

Slachtofferrol

Het kind krijgt de slachtofferrol opgedrongen door verstoorde en manipulatieve communicatie-uitwisselingen met de narcistische/(borderline) ouder in het verhaal van de herbeleving van het trauma in the narcistische/(borderline) ouder (Childress, 2015; Foundations). Aangezien het verhaal van de herbeleving van het trauma een vals drama (een waandenkbeeld) is, is de rol van het kind van het “tot slachtoffer gemaakte kind” in dit valse drama al even bedrieglijk.

De verstoting door het kind van de beoogde ouder wordt teweeggebracht door een reeks vertekende communicatieve en relationele uitwisselingen tussen het kind en de narcistische/(borderline) ouder, waarbij het kind zodanig wordt gemanipuleerd dat het gelooft dat het tot slachtoffer wordt gemaakt” door het verondersteld laakbareouderschap van de beoogde ouder. Hierdoor kan de verbonden narcistische/(borderline) ouder zich dan opwerpen als de veronderstelde ideale en beschermendeouder, en in die rol opvallen naar de buitenwereld.

Het verhaal van de herleving van het trauma valt binnen het stramien van de “laakbare ouder”/”tot slachtoffer gemaakt kind”/”beschermende ouder”. Dit is echter een vals drama. De te verstoten ouder is niet verkeerd, het kind wordt niet tot slachtoffer gemaakt, en de narcistische/borderline ouder is niet een beschermende ouder. Het is een vals drama, ontstaan door het ziektebeeld van de narcistische/(borderline) ouder.

  1. Laakbare ouder: Het innerlijke functioneringsmodel van de “laakbare ouder” dat binnen het hechtingsnetwerk valt van de narcistische/(borderline) ouder wordt toebedeeld aan de te verstoten ouder (n.l. de veronderstelde “laakbare” hechtingsfiguur in het huwelijk, die de narcistische/borderline echtgenoot verstoot/verlaat).
  2. Tot slachtoffer gemaakt kind: Het innerlijke functioneringsmodel van het "tot slachtoffer gemaakte kind " dat binnen het hechtingsnetwerk valt van de narcistische/(borderline) ouder wordt toebedeeld aan het kind in kwestie door een reeks vertekende communicatieve uitwisselingen met het kind, waarin eerst kritiek op de te verstoten ouder wordt ontlokt aan het kind, door middel van motiverend en sturend ondervragen door de narcistische/(borderline) ouder, gevolgd door opblazen en vervormen van deze uitgelokte kritiek door de respons die het ontvangt van de narcistische/(borderline) ouder, die het kind doet geloven dat het “tot slachtoffer gemaakt wordt” door de verondersteld laakbare ouderlijke ontoereikendheid van de andere ouder. Het is het geloof van het kind in het weer opvoeren van dit valse trauma en zijn rol daarin van verondersteld “tot slachtoffer gemaakt kind” dat diagnostische indicator 3 van de waandenkbeelden presenteert.
  3. Beschermende ouder: Het innerlijke functioneringsmodel van de geweldige, ideaal-verzorgende en “beschermende ouder” wordt  aangenomen en opvallend uitgedragen door de narcistische/(borderline) ouder zelf, voor de  “toeschouwers”: therapeuten, advocaten, het maatschappelijk werk, onderwijzers en rechters. De rol van de “toeschouwers”: therapeuten, advocaten, het maarschappelijk werk en de rechters in het verhaal van de herbeleving van het trauma bestaat in het bevestigen van de authenticiteit van het valse verhaal ontstaan door het ziektebeeld van de narcistische/(borderline) ouder van “laakbare ouder”/”tot slachtoffer gemaakt kind”/”beschermende ouder.”

Angstvariant

In sommige gevallen is een van de symptomen die het kind vertoont een extreem en excessief angstgevoel, vermoedelijk teweeggebracht door de aanwezigheid of verwachte aanwezigheid van de te verstoten ouder. De symptomen van het kind met de angstvariant komen overeen met de DSM-5 diagnostische criteria voor een specifieke fobie, van het type bizarre en onrealistische “moederfobie” of  “vaderfobie.”

  • Hardnekkige ongegronde vrees: Het kind zal een hardnekkige en ongegronde vrees vertonen voor de te verstoten ouder, een vrees die wordt opgewekt door de aanwezigheid van de te verstoten ouder of doordat de aanwezigheid van de te verstoten ouder wordt verwacht. (DSM-5 fobie criterium A).
  • Heftige angstreactie: De aanwezigheid van de te verstoten ouder veroorzaakt  praktisch altijd een angstreactie die kan culmineren in een door de situatie veroorzaakte paniekaanval, (DSM-5 fobie criterium B).
  • Vermijden van de ouder: Het kind tracht blootstelling aan de te verstoten ouder te vermijden, vanwege de angst veroorzaakt door de situatie, of het kind zal de aanwezigheid van de te verstoten ouder ondergaan en helemaal overstuur raken (DSM-5 fobie criterium C).

Verwante klinische signalen (VKS)

Hoewel ze niet kenmerkend zijn voor het ziektebeeld “ouderverstoting” is vaak een serie duidelijk verwante klinische signalen aanwezig in het omringende symptomenpatroon:

VKS 1: Woordgebruik: “dwingen/moeten”

De tijd die het kind doorbrengt met de te verstoten ouder wordt gekenschetst als tijd die het “moet” doorbrengen met die ouder.

  • Narcistische/Borderline ouder: “Kan ik het helpen, ik kan het kind niet dwingen naar de andere ouder toe te blijven gaan.”
  • N/B ouder: “Kan ik het helpen, ik kan het kind niet dwingen telefoontjes van de andere ouder aan te nemen.”
  • N/B ouder: “Ik ga het kind mooi niet dwingen bij de andere ouder te zijn.”
  • Kind: ”Ik wil niet gedwongen worden naar de andere ouder te gaan.”

Een passender en nauwkeuriger omschrijving zou zijn dat het kind de mogelijkheid wordt geboden om een positieve en liefdevolle band te onderhouden met beide ouders.

Soms wordt deze omschrijving van ”gedwongen worden” bij de te verstoten ouder te zijn gecombineerd met het aanbieden van een mogelijke verzoening ergens in de toekomst als de te verstoten ouder er zich maar bij neerlegt en de verstoting laat gebeuren.

  • Kind: ”Als de te verstoten ouder mij maar altijd bij mijn bevoorrechte ouder laat blijven, dan zal ik misschien ooit een tijdje bij de te verstoten ouder willen zijn.”

VKS 2: Het kind krijgt de macht om te verstoten

De verbonden narcistische/(borderline) ouder ondersteunt actief het vermogen van het kind om de te verstoten ouder daadwerkelijk te verstoten en tracht dit vermogen nog op te drijven.

  • De beslissing aan het kind: Het kind moet “mogen beslissen” of het de te verstoten ouder zal gaan bezoeken.
  • Naar het kind luisteren: We moeten “naar het kind luisteren” (want het kind is in de manipulatieve greep van de narcistische/(borderline) ouder).
  • Praten tegen de rechter: Het kind moet mogen getuigen in de rechtbank om de rechter te kunnen zeggen dat het kind de te verstoten ouder wil verstoten.

Een poging van een verbonden en verondersteld bevoorrechte ouder om het kind te laten getuigen in de rechtbank of met de rechter te laten spreken opdat het kind openlijk de te verstoten ouder zal verstoten is bijna altijd kenmerkend voor op hechting gebaseerde “ouderverstoting”. De enige reden waarom dit niet tot de elementaire diagnostische indicatoren behoort is dat het niet consequent aanwezig is in alle gevallen van op hechting gebaseerde “ouderverstoting”. Als het echter aanwezig is en een verbonden en verondersteld bevoorrechte ouder tracht het kind te laten getuigen in de rechtbank om de te verstoten ouder openlijk te verstoten, is dit bijna altijd kenmerkend voor op hechting gebaseerde “ouderverstoting”.

VKS 3: De uitsluitingseis

Het kind tracht de te verstoten ouder uit te sluiten van het bijwonen van de activiteiten en ceremonies van het kind (dansuitvoeringen, honkbalwedstrijden, schooltheater), schijnbaar omdat het kind te angstig en gespannen raakt door het enkel aanwezig zijn van de te verstoten ouder bij deze activiteiten.

Noot van de therapeut: De ware bron van de stress bij het kind is de psychologische verontrusting die de verbonden narcistische/borderline ouder ondergaat door de aanwezigheid van de te verstoten ouder bij deze gebeurtenissen rond het kind.

Het kind is gevangen in een rol-omkerende relatie met de narcistische/(borderline) ouder, waarin het kind wordt gebruikt als een uitwendig reguleringsobjectdoor de narcistische/(borderline) ouder om de psychische nood van deze ouder te stabiliseren. Wanneer de te verstoten ouder verschijnt bij de gebeurtenissen en activiteiten rondom het kind werkt dit destabiliserend op de emotionele en geestelijke toestand van de narcistische/(borderline) ouder. De rol van het kind als reguleringsobject voor de emotionele en geestelijke toestand van de narcistische/(borderline) ouder is deze ouder in een georganiseerde en gereguleerde psychische toestand houden, hetgeen bereikt kan worden doordat het kind de te verstoten ouder verbant uit de activiteiten en gebeurtenissen in het kinderleven.

De aanwezigheid van de uitsluitingseis is voor bijna 100% kenmerkend voor de op hechting gebaseerde “ouderverstoting.” Geen enkel normaal gehecht kind zal OOIT een ouder verbieden aanwezig te zijn bij de gebeurtenissen en activiteiten van hun kind. Normaal gehechte kinderen streven ernaar dat hun ouders aanwezig zijn bij hun activiteiten en ceremonies.

De enige reden dat de uitsluitingseis niet tot de elementaire diagnostische indicatoren behoort is dat hij niet consequent aanwezig is in alle gevallen van op binding gebaseerde “ouderverstoting”. Als de uitsluitingseis echter wel aanwezig is, is dit bijna 100% kenmerkend voor op hechting gebaseerde “ouderverstoting”.

VKS 4: Oudervervanging

Het kind vervangt de oorspronkelijke ouder door de stiefouder met wie de verbonden narcistische/(borderline) ouder is getrouwd.

  • Onteigening: Het kind noemt de oorspronkelijke ouder niet langer “pap” of  “mam” en gaat in plaats daarvan de oorspronkelijke ouder bij de voornaam noemen.
  • Vervanging: Het kind gaat de stiefouder/partner van de verbonden narcistische/(borderline) ouder “pap” of “mam” noemen, alsof dat de ouder is.

De verbonden narcistische/(borderline) ouder ziet de vervanging van de oorspronkelijke ouder door de stiefouder/partner van de verbonden narcistische/(borderline) ouder stilzwijgend door de vingers, kenmerkend voor het rol-omkerend thema: “Ik deed niets, het is de beslissing van het kind om de stiefouder pap/mam te noemen”.

De verbonden narcistische/(borderline) ouder stelt deze oudervervanging aan de “omstanders”, therapeuten en advocaten voor als iets goeds, omdat het aantoont dat het kind de andere ouder niet langer nodig heeft nu de andere ouder in feite vervangen is in de genegenheid van het kind door de nieuwe stiefouder/partner van de narcistische/(borderline) ouder.

Als er dan sprake van is, is oudervervanging bijna 100% van de op hechting gebaseerde “ouderverstoting”. De enige reden waarom oudervervanging niet onder de elementaire diagnostische indicatoren valt is dat hij niet altijd aanwezig is in alle gevallen van op binding gebaseerde “ouderverstoting”.  Maar als er sprake is van oudervervanging toont dit bijna voor 100% aan dat hier op hechting  gebaseerde ouderverstoting het geval is.

VKS 5: Het onvergeeflijke voorval

Het kind verklaart over een of twee gebeurtenissen uit het verleden dat dat voorbeelden zijn van verondersteld “onvergeeflijke gebeurtenissen” die alle huidige en toekomstige verstoting van de te verstoten ouder rechtvaardigen. Typerend is hier dat het kind deze verondersteld onvergeeflijke voorvallen uit het verleden gebruikt als rechtvaardiging dat de te verstoten ouder het schijnbaar verdientte worden verstoten vanwege de veronderstelde eerdere ouderlijke fouten van de te verstoten ouder.

De begeleidende klinische aanwijzing van het onvergeeflijk voorval wordt dikwijls verbonden met de eis van het kind dat de te verstoten ouder zich verontschuldigt voor het veronderstelde onrecht dat het kind in het verleden zou zijn aangedaan. De te verstoten ouder zal dikwijls de juistheid van de omschrijving door het kind van deze voorvallen in twijfel trekken.

Als de te verstoten ouder zich niet verontschuldigt voor het veronderstelde onrecht dat het kind in het verleden is aangedaan, zal het kind beweren dat de te verstoten ouder zijn verantwoordelijkheid niet neemt voor eerdere ouderlijke vergissingen. Zelfs als de te verstoten ouder zich echter verontschuldigt voor die beweerde ouderlijke wandaden blijft het kind niettemin vijandig en afwijzend naar de te verstoten ouder vanwege die verondersteld onvergeeflijke voorbije voorvallen.

Noot van de Therapeut: In normaal gehechte gezinnen zijn het de ouders die de gedragingen van de kinderen beoordelen als gepast of ongepast, en de oudersdie besluiten welke de gevolgen zijn (beloning en straf), gebaseerd op de ouderlijke beoordeling van het gedrag van het kind.

In een “omgekeerde hiërarchie” van een coalitie over de generaties heen van het kind met de verbonden ouder tegen de andere ouder  (wat Haley de “perverse driehoek” noemt) krijgt het kind door die coalitie met de verondersteld bevoorrechte en verbonden ouder de macht om over de andere ouder te oordelen en deze ouder te straffen vanuit kinderlijke beoordeling van ouderlijke fouten en vergissingen.

VKS 6: Leugenaar - nep

Het kind beschuldigt de te verstoten ouder ervan “nep” te zijn, en een “leugenaar” telkens als de te verstoten ouder positieve gevoelens van genegenheid voor het kind vertoont.

Noot van de Therapeut: Het kind is niet in staat om authentieke uitingen van genegenheid van de te verstoten ouder te erkennen vanwege verdriet en schuldgevoel van het kind om het verwerpen van de affectieve band met de geliefde, maar nu te verstoten ouder. Het kind moet leven met de enorme schuld en het verdriet veroorzaakt door het ontkennen van de authenticiteit van de blijken van affectie van de te verstoten ouder en  het volhouden dat de te verstoten ouder het “verdient” te worden verstoten (vanwege veronderstelde voorbije ouderlijke fouten en vergissingen).

VKS 7: Thema’s voor verstoting

De karakteristieke thema’s die het kind aanvoert bij het verstoten van de te verstoten ouder zijn:

  • Te overheersend: De te verstoten ouder is te “overheersend” - “Alles moet altijd gaan zoals hij (zij) wil”
  • “Anger Management”: De te verstoten ouder wordt overdreven boos om verondersteld geringe voorvallen (die dikwijls uitgelokt worden door de vijandige en respectloze houding van het kind).
  • Verwaarlozing: De te verstoten ouder brengt of bracht niet genoeg tijd door met het kind, of geeft het niet genoeg verzorging. Het thema van verwaarlozing heeft dikwijls als middelpunt de tijd die wordt besteed aan de nieuwe liefdespartner of  eega van de te verstoten ouder, en wordt soms opgevoerd als een “onvergeeflijke gebeurtenis” uit het verleden. (Bijvoorbeeld: “mijn vader heeft nooit genoeg tijd met mij doorgebracht voor de scheiding, dus nu wil ik geen tijd met hem doorbrengen.”) In sommige gevallen zijn problemen met voeding en eten het thema (bijvoorbeeld dat de te verstoten ouder niet zorgt voor voldoende of aanvaardbaar voedsel in huis).

VKS 8: Gebruik van het woord: “misbruik”

Het woord “misbruik” wordt uitgebreid gebruikt in op hechting gebaseerde “ouderverstoting”, om normale ouderlijke opvoedmethodes door de te verstoten ouder te omschrijven (bijvoorbeeld: voor straf het mobieltje van het kind in beslag nemen is geen “misbruik”,  maar zal als “misbruik” worden bestempeld door het kind en de verbonden narcistische/borderline ouder).

Kenmerkend is dat de verhoogde gewaarwording van dreiging die de verbonden narcistische/(borderline) ouder ondergaat, waarbij de ouderlijke gewoonten van de andere ouder vaag worden gevoeld als bedreigend  voor het kind, gepaard gaat met de uitgesproken behoefte van de verbonden narcistisch/borderline ouder om “het kind te beschermen” telkens wanneer het kind bij de te verstoten ouder  is, waarbij het frequent gebruik van het woord “bescherming” als er geen gevaar voor het kind te bekennen is ook verband houdt met het ziektebeeld van de op hechting gebaseerde “ouderverstoting”. De veronderstelde behoefte om “het kind te beschermen” wordt dikwijls gebruikt om het dikwijls en onophoudelijk sms’en  te rechtvaardigen van de narcistische/borderline ouder met het kind terwijl het kind onder de hoede van de te verstoten ouder is.

Noot van de therapeut: Deze serie symptomen van ongegronde en overdreven omschrijving van “misbruik” en “bescherming” komt voort uit de verhoogde angst van de narcistische/(borderline) ouder, veroorzaakt door geschiedenis en patroon van de ontwikkelingsstoornis in de hechting van de ouder zelf, die dan op gang gebracht wordt door het gescheiden zijn van het kind.

VKS 9: Excessief sms’en

De narcistische/(borderline) ouder tracht bijna ononderbroken contact te houden met het kind (door sms’en, opbellen en e-mailen) terwijl het kind onder de hoede van de te verstoten ouder is.

Noot van de therapeut: Dit excessieve contact dient een tweeledig doel: Angstreductie: het verminderen van de eigen angst van de narcistische/(borderline) ouder door scheiding van het kind, en Tussenkomst in de relatie: Inbreken in de relatie van de te verstoten ouder met het kind om de ontwikkeling van een liefdevolle gehechte relatie tussen de te verstoten ouder en het kind te verstoren en te voorkomen.

De narcistische/(borderline) ouder zal dit excessieve sms’en, e-mailen , opbellen enzovoorts dikwijls voorstellen als de noodzaak “het kind te beschermen” en te controleren, als het kind bij de te verstoten ouder is. Dit onophoudelijk sms’en en contact houden met het kind wordt soms, in een rol-omkerend thema, voorgesteld alsof het kind  het nodig heeft om voortdurend in contact te zijn met de narcistische/borderline ouder.

  • N/B ouder: “Dat doe ik niet, het is het kind dat mij voortdurend sms’t omdat het zoveel van mij houdt en het niet verdragen kan van mij gescheiden te worden. Het ligt niet aan mij, het is het kind.”

Als dit begeleidend klinisch verschijnsel van voortdurend en onafgebroken sms’en zich voordoet, verlokt dit dikwijls de te verstoten ouder het mobieltje van het kind af te nemen als het op bezoek is, waardoor dan een conflictsituatie ontstaat waarin het kind stelt dat het afpakken van het mobieltje van het kind ongerechtvaardigd was en dat de te verstoten ouder “niet het recht had mij mijn mobiel af te pakken”.

In sommige gevallen sluit het kind zich langdurig op in de badkamer met computer of mobiel om excessief te sms’en of e-mailen met de narcistische/(borderline) ouder tijdens het bezoek bij de te verstoten ouder. Hierdoor kan de te verstoten ouder zich gedwongen voelen het slot van de badkamerdeur te verwijderen, waardoor dan weer een conflictsituatie ontstaat waarin het kind en de verbonden narcistische/(borderline) ouder zullen klagen over gebrek aan privacy van het kind als er geen slot op de badkamerdeur zit. In sommige gevallen kan dit het “onvergeeflijke voorval” worden dat gebruikt wordt om de verstoting van de te verstoten ouder re rechtvaardigen.

VKS 10: Rolomkerend gebruik maken van het kind (“Het ligt niet aan mij, het is het kind dat ...”)

De verbonden narcistische/(borderline) ouder betrekt het kind in het echtelijk conflict in een driehoek en geeft het de leiding bij het moeten verstoten van de te verstoten ouder. Het karakteristieke patroon van deze rolomkerende manipulatie en uitbuiting van het kind is: “Het ligt niet aan mij, het is het kind dat ...”.

  • N/B Ouder: “Het ligt niet aan mij, het kind wil zelf niet bij de te verstoten ouder zijn. Ik zeg het kind op bezoek te gaan, maar het kind wil niet. Maar dat komt niet door mij, het ligt aan het kind.”
  • N/B Ouder: “Het ligt niet aan mij, het kind wil zelf geen honkbal meer spelen. Ik heb het kind gevraagd of het honkbal wilde spelen en het kind zei nee. Het komt niet door mij, het ligt aan het kind.”
  • N/B Ouder: “Het ligt niet aan mij, het kind wil zelf niet dat de andere ouder naar de muziekuitvoering (het schooltoneel, voetbal, diploma-uitreiking, enzovoort)” komt. (de uitsluitingseis)
  • N/B Ouder: “Het ligt niet aan mij, het kind zelf  ...”

Noot van de therapeut: Dit rolomkerend gebruiken van het kind door  de narcistische/(borderline) ouder geeft de manipulatie en uitbuiting weer van het kind om aan de behoefte van de narcistische/(borderline) ouder te voldoen.

VKS 11: Verdient te worden verstoten

Een uitermate karakteristiek thema dat zowel het kind als de verbonden narcistische/(borderline) ouder vertoont is dat de te verstoten ouder het verdient verstoten te worden door het kind, vanwege ouderlijke fouten in het verleden. Dit thema schetst het kind bijna als een wrekende engel der gerechtigheid wiens opdracht het is lijden en verstoting toe te brengen aan de te verstoten ouder die het verdient te lijden voor het  zogenaamde wangedrag als ouder van deze ouder.

Normaal gehechte kinderen zullen deze houding nooit vertonen naar een order. Het is echter een zeer prominent en hoogst karakteristiek thema dat voorkomt in de op verbinding gebaseerde “ouderverstoting”.

Noot van de therapeut: Dit thema komt voort uit het wraakzuchtige ziektebeeld van de narcistisch/(borderline) ouder, dat wordt overgedragen op hoe het kind zich gedraagt en wat het gelooft. Het is de narcistische/(borderline) ouder die gelooft dat de andere echtgenoot het verdient te lijden voor zijn of haar fouten als echtgenoot.

Daar het kind gebruikt wordt als vergeldingswapen tegen de andere echtgenoot wordt het vergeldingsthema dat de andere echtgenoot “verdient om te lijden” en “verdient om verstoten te worden” overgedragen op het kind en de rol van het kind naar de andere ouder. Dus dat dit “huwelijks” thema van de narcistische/(borderline) persoonlijkheid vertaald wordt naar het “ouderlijk” thema van het kind met de te verstoten ouder; dat de te verstoten ouder “verdient te lijden” en “verdient verstoten te worden” voor veronderstelde fouten van deze ouder als ouder.  Dit thema is oorspronkelijk een huwelijksthema dat nu wordt uitgevoerd door het “vergeldingswapen”, het kind dus, als ouder-kind thema.

Dit thema van “het verdienen verstoten te worden” grijpt ook terug op de geschiedenis van het ontwikkelingstrauma in de kindertijd van de narcistische/(borderline) ouder zowel naar een onverwerkte boosheid naar zijn of haar eigen ouder (die ”verdient te worden verstoten” in het hoofd van de narcistische/(borderline) ouder), als een geprojecteerde zelfhaat en oerangst  van de narcistische/(borderline) ouder dat hij of zij “verdient verstoten te worden” vanwege inherente tekortkomingen in de persoonlijkheidsstructuur van de narcistische/(borderline) ouder. Dit “verdient te worden verstoten”-thema is een gecompliceerde verknoping van verstrengelde ziektebeelden in de narcistische/(borderline) ouder.

VKS 12: Verbonden ouder negeert gerechtelijk bevel en justitiële autoriteit

De persoonlijkheid van een verbonden narcistische/(borderline) ouder erkent geen justitiële autoriteit boven zijn/haar impulsen en begeerten. De persoonlijkheid met narcistische/(borderline) trekken gelooft dat hij/zij is vrijgesteld van de normen en regels waar anderen zich aan te houden hebben. Het resultaat van dit geloof in inherente superioriteit is dat de narcistische/(borderline) ouder regelmatig en eenzijdig gerechtelijke bevelen over voogdij en omgang negeert die deze ouder niet goed uitkomen.

De narcistische/(borderline) ouder brengt dit negeren van gerechtelijke bevelen en justitiële autoriteit op het kind over zodat het kind zich ook bevoegd voelt gerechtelijke bevelen over voogdij en omgangsregels te negeren. Deze machtiging van het kind om de justitiële autoriteit te negeren vindt zijn weerslag in de weigering van het kind om de omgang met de te verstoten ouder te hebben die op gerechtelijk bevel moet plaatsvinden, en bereikt het toppunt als het kind verkiest weg te lopen van de te verstoten ouder, daarbij het gerechtelijk bevel tot voogdij en omgang rechtstreeks overtredend.

Volgens Aaron Beck, een vooraanstaande autoriteit op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen “zien narcistische persoonlijkheden zich als superieur en met recht op speciale gunsten en voorkeursbehandeling; zij staan boven de regels waaraan anderen zich te houden hebben ... [en] de essentiële narcistische overtuiging is als volgt: “Aangezien ik speciaal ben, verdien ik speciale vrijstellingen, privileges en voorrechten” (Beck et al., p. 43). Deze essentiële narcistische overtuiging leidt ertoe dat de narcistische/(borderline) ouder eenvoudigweg het gerechtelijk bevel negeert als het deze ouder niet schikt.

DSM-5 Diagnose

Wanneer de drie diagnostische indicatoren van op verbinding gebaseerde “ouderverstoting” deel uitmaken van de symptomen die het kind vertoont, is de passende DSM-5 diagnose:

  • 309.4 Aanpassingsstoornis met gemengde verstoring van emoties en gedrag.
  • V61.20 Ouder-kind relationeel probleem. 
  • V61.29 Kind beschadigd door ellende in de ouder-kindrelatie. 
  • V995.51 Psychologisch misbruik van het kind, bevestigd. 

Psychologisch misbruik van het kind

The DSM-5 diagnose V995.51 Psychologisch misbruik van het kind, bevestigd, wordt gerechtvaardigd door de teweeggebrachte psychische stoornis die blijkt uit de symptomen bij het kind, tot stand gekomen door de ernstig ziekteverwekkende opvoedmethoden van een narcistische/(borderline) ouder als middel om het ziektebeeld van die ouder te stabiliseren.

De ziekteverwekkende opvoedmethoden van de narcistische/(borderline) ouder veroorzaken de volgende ziektebeelden bij het kind:

  • Ontwikkelingsstoornissen:
    • Diagnostische Indicator 1: Opgedrongen onderdrukking van de emotionele hechtingsbehoefte van het kind aan een normaal hechtende en liefdevol toegankelijke ouder.
  • Persoonlijkheidsstoornissen
    • Diagnostische Indicator 2: Aanwezigheid in de symptomenreeks van het kind van vijf a priori voorspelde narcistische/(borderline) persoonskenmerken gericht op de te verstoten ouder
  • Psychiatrisch ziektebeeld
    • Diagnostische Indicator 3: De aanwezigheid in de symptomenreeks van het kind van ernstige psychiatrische ziekteverschijnselen die opgedrongen waandenkbeelden met zich meebrengen en mogelijk opgedrongen fobie-achtige angsten.

Pathogeen ouderschap dat ernstige ontwikkelingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en psychiatrische stoornissen in een kind veroorzaakt als middel om de eigen psychische ziekteverschijnselen van de ouder te stabiliseren, en voor het kind resulteert in het verlies van een liefdevol gehechte relatie met een normaal gehechte en liefdevol beschikbare ouder beschrijft redelijkerwijs een DSM-5 diagnose van V995.51 Psychologisch misbruik van het kind, bevestigd - waardoor dan de “beschermingsplicht” en de beroepstaak worden geactiveerd van de geestelijke gezondheidsprofessional om positieve actie te ondernemen om het kind te beschermen.

Het ziektebeeld: “ouderverstoting” gaat in essentie niet over voogdij van het kind, maar over bescherming van het kind.

Craig Childress, Psy.D.
Clinical Psychologist, PSY 18857

Uit: Millon. T. (2011). Disorders of personality: introducing a DSM/ICD spectrum from normal to abnormal. Hoboken: Wiley. (emphasis added) (mogelijke vertaling van titel:) Persoonlijkheidsstoornissen: introductie van een VKS/ ICD-spectrum van normaal tot abnormaal (met toegevoegde nadruk)

“As I Bijkomende morbiditeit

“Waandenkbeeld syndromen (WS). In een omgeving van onverminderde tegenwerking en mislukking kan een narcist paranoïde stoornissen ontwikkelen. Door de excessieve werking van hun fantasieën zijn narcisten geneigd gebeurtenissen verkeerd te interpreteren en waandenkbeelden te ontwikkelen. Niet bereid beperking van hun onafhankelijkheid te accepteren en niet in staat de gezichtspunten van anderen te accepteren, kunnen narcisten zich afsluiten voor de corrigerende invloed van gezamenlijke opvattingen.  In hun eenzaamheid kunnen ze piekeren over hun overtuigingen en die incorporeren in een netwerk van gefantaseerde en geheel ongeldige verdenkingen. Bij narcisten vormen zich dikwijls waandenkbeelden nadat een ernstig probleem of  een inzinking hun gevoel van superioriteit en almacht heeft verstoord. Zij neigen ertoe compenserende waandenkbeelden van grandiositeit en jaloezie te vertonen, waarbij ze de realiteit omvormen tot die past bij het beeld dat zij niet kunnen of willen opgeven. Waanvoorstellingen kunnen zich ook ontwikkelen als gevolg van gevoelens van bedrogen en vernederd zijn. Hier kunnen we soms het zich snel ontvouwen zien van vervolgingswanen en een arrogant meerwaardigheidsgevoel, gekenmerkt door verbale aanvallen en holle retoriek.” (pp. 407-408; nadruk toegevoegd)

Alle video's van Dr. Childress


Referenties

Beck, A.T., Freeman, A., Davis, D.D., & Associates (2004). Cognitive therapy of personality disorders. (2nd edition). New York: Guilford.

Childress, C.A. (2015). An attachment-based model of parental alienation: Foundations. Claremont, CA: Oaksong Press.

Haley, J. (1977). Toward a theory of pathological systems. In P. Watzlawick & J. Weakland (Eds.), The interactional

Millon. T. (2011). Disorders of personality: introducing a DSM/ICD spectrum from normal to abnormal. Hoboken: Wiley. view (pp. 31-48). New York: Norton.