Nieuwsbrief KOG – najaar 2o2o – Drs. Harry Berndsen – Gedragswetenschappelijk en juridisch adviseur SODJ:

De kwaliteit van feitenonderzoek en rapportages in de Jeugdbeschermingsketen

Inleiding 

Op 31 mei 2018 verscheen het "Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen"

(2018–2021).  De opstellers van dit plan zijn:

  • Jeugdzorg Nederland (JN; koepel van jeugdzorgketen) namens de Gecertificeerde Instellingen (GI),
  • Raad voor de Kinderbescherming (RvdK),
  • Landelijk Netwerk Veilig Thuis namens Veilig Thuis (VT; AMHK),
  • LOC-Zeggenschap in zorg {waarbij de inbreng van ouders met hun deskundigen, wat eigenlijk de bedoeling was, níét werd meegenomen in het Actieplan, zoals IVRK art. 24 lid 1 als basis – TjS},
  • Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG),
  • Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS),
  • Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).

Naar aanleiding van een motie Bergkamp (Kamerstukken // 2016-17,34550 XVI, nr. 8S) heeft het ministerie van JenV aan LOC gevraagd bijeenkomsten te organiseren, waarin cliënten, professionals, gemeenten en ketenpartners met elkaar in gesprek zijn gegaan over de wijze waarop het feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen dient te worden uitgevoerd. {Daar behoort eigenlijk het kinderrecht IVRK 24 lid 1 basis te zijn van meten}.

Dit heeft geleid tot een landelijk congres op 10 november 2017 te Rotterdam waarin de diverse belangengroepen met elkaar hebben gesproken over verbeteringen van het feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen {maar daarbij mochten niet alle deskundigen van de ouders erbij zijn}. Het Actieplan "Verbetering Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen" is {uiteindelijk door de Jeugdbeschermingsketen zelf} uitgewerkt langs vier (actie)lijnen. Eén van die lijnen, actielijn 3, is de "Kwaliteit van onderzoek en rapportage". Deze notitie gaat in op die actielijn. 

Referentiekader

De genoemde organisaties geven in het Actieplan aan veel belang te hechten aan kwalitatief hoogstand feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen.

De expertisegebieden,

  1. professioneel {deskundig} onderzoek naar de leef- en opvoedingssituatie van minderjarigen,
  2. het opstellen van rapportages over de onderzoeksbevindingen,
  3. het adviseren van de kinderrechter,
  4. het evalueren van trajecten van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing en,
  5. het diagnosticeren van een ‘ernstig bedreigde ontwikkeling’ van een minderjarige,

vereisen een (gedrags)wetenschappelijke opleiding en training. Dat betekent dat uitsluitend de gedragswetenschappers in de jeugdzorgketen, in relatie tot die expertisegebieden, tot de jeugdbeschermingsprofessionals behoren. {De ‘gedragswetenschapper’ in de jeugdbeschermingsketen blijft echter bijna immer anoniem en ziet zèlf de cliënt niet, en verzaakt diens beroepscode waar zijn advies als ‘diagnose’ wordt gebracht}. 

Immers, kenmerken van een professie zijn dat:

  1. er sprake is van een uniforme beroepsopleiding*,
  2. professionals zich hebben verenigd in een beroepsvereniging",
  3. de beroepsvereniging de kennis en kunde van de leden bevordert*,
  4. de beroepsvereniging toezicht houdt op de wijze waarop de leden hun professie uitoefenen*,
  5. er sprake is van een duidelijke afbakening van het beroepsterrein*,
  6. er sprake is van beroepsbescherming*,
  7. er sprake is van [medische] titelbescherming*,
  8. er sprake is van een wettelijke erkenning van de professie*,
  9. er sprake is van een {hoogwaardige} beroepscode met verplichte gedragsnormen,
  10. er sprake is van tuchtrecht.

Voorts gelden voor een professional de volgende verplichtingen/eisen:

  1. de verplichting tot Publicaties in vaktijdschriften en vakliteratuur*,
  2. het voor het forum van vakgenoten transparant verantwoording afleggen over geboekte resultaten èn mislukkingen*,
  3. het beschikken over expliciete bevoegdheden en autonomie*,
  4. het boeken van uitsluitend optimale resultaten*,
  5. het beschikken over een wetenschappelijke kennisbasis*,
  6. het beschikken over een wettelijk erkende en beschermde titel* (NVO,NIP, BIG-arts/psych.).

Gelet op deze algemeen erkende kenmerken en eisen wordt, in rapportages van en over de jeugdbeschermingsketen en ook in het "Actieplan", de kwalificatie (jeugdbeschermings)professional {met slechts SKJ} met regelmaat oneigenlijk gebruikt.

* De niet-(gedrags)wetenschappelijk opgeleide en getrainde medewerkers van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen, in de beroepscode aangeduid als jeugdzorgwerkers, zijn gezien het voorgaande, geen professionals in relatie tot de bovengenoemde expertisegebieden. De met * gemarkeerde kenmerken zijn immers niet op hen van toepassing. {Daarenboven overtreden jeugdzorgwerkers vaak een deel van hun richtlijnen, en zo ontstaan mythen in de ‘jeugdzorg’}. 

Probleemanalyse

De bovengenoemde organisaties stellen dal "in veel gevallen"  de door  "onze professionals"  opgestelde onderzoeken en rapportages van goede kwaliteit zíjn.

Die stelling slaagt niet omdat methodologisch verantwoorde en onafhankelijke onderzoeksbevindingen ontbreken. Het tegendeel wordt in de dagelijkse praktijk helaas veelvuldig aangetroffen omdat jeugdzorgwerkers worden belast met een taakstelling aangaande feitenonderzoek, professioneel pedagogisch rapporteren en het vaststellen van ontwikkelingsbedreigingen, waarvoor zij {diagnostisch-onbevoegd} niet zijn gekwalificeerd.

De onaanvaardbare effecten daarvan zijn:

  1. de kinderrechter wordt pedagogisch niet verantwoord geadviseerd,
  2. de kinderrechter neemt beschermingsbeslissingen op drijfzand,
  3. de input voor de kinderrechter leidt tót gerechtelijke dwalingen,
  4. de kinderrechter {zonder diagnostische bevoegdheid} heeft geen besef van de kwaliteit, rechtmatigheid en effectiviteit van diens beslissingen,
  5. structurele schending van artikel 3.3 Jeugdwet, artikel 21 Rv, BW 1:255 lid 1 en lid 4,
  6. getraumatiseerde kinderen en (groot)ouders. 

De vraag is hoe deze problematiek is ontstaan. Daarvoor zijn de volgende oorzaken aan te wijzen:

  1. de wetgever heeft nagelaten artikel 6.1.2. lid 6 van de Jeugdwet ook van toepassing te verklaren op beslissingen over ondertoezichtstellingen [OTS] en over machtigingen UitHuisPlaatsing. Dat artikel voorziet erin dat de rechter pas tot een machtiging voor opname in een gesloten accommodatie kan beslissen als het verzoek de instemming heeft van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, {met geen SKJ, doch een medische of orthopedagogische beroepscode, conform IVRK24 lid 1}, d.w.z. een deskundige, die de minderjarige {of cliëntsysteem indien van toepassing op de ‘bedreiging’} zèlf kort tevoren heeft onderzocht.
  2. De op pagina 1 {van dat Actieplan} genoemde organisaties en ook het management van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen, gaan uit van het wensdenken dat jeugdzorgwerkers gekwalificeerd zijn voor een adequate beroepsuitoefening inzake diagnosestelling, feitenonderzoek en professioneel rapporteren. {Deze jeugdzorgprofessionals zijn echter niet diagnostisch bevoegd}.

Het management handelt dientengevolge in strijd met artikel 4.1.1 lid 2 van de Jeugdwet. D.w.z. er is sprake van een onverantwoordelijke werktoedeling.

III. kinderrechters accepteren klakkeloos evident ondermaatse rapporten als grond voor hun beslissingen, negeren aldus hun toetsende verantwoordelijkheid en overtreden de wet:  artikel 3.3 Jeugdwet en artikel 21 Rv.

  1. de rapportage-formats van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen zijn ongeschikt als basis voor {psycho-medisch ingrijpende} professionele rapportages. Zij maken het onmogelijk om wetenschappelijk verantwoord te rapporteren. Bovendien leiden de formats tot teksten die voor kinderrechters, ouders en andere derden volstrekt onleesbaar zijn.
  2. de op pagina 1 genoemde organisaties hebben de onrealistische overtuiging dat het huidige bestand aan jeugdzorgwerkers bij Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen met additionele opleiding, training en instructie via een Handelingsprotocol, een Kwaliteitskader en een richtlijn 'Feiten volledig en naar waarheid aanvoeren', het niveau van een professionele feitenonderzoeker en rapporteur kan bereiken.

Samenvatting

De vaardigheden op het gebied van feitenonderzoek en professioneel rapporteren worden opgedaan aan de universiteit en behoren tot het vakgebied van de gedragswetenschapper. Dat geldt ook voor het stellen van een diagnose inzake ontwikkelingsbedreigingen van een minderjarige. De opvatting dat met enige additionele opleiding, training, protocollen en richtlijnen de vereiste academische vaardigheden op de genoemde expertisegebieden aan jeugdzorgwerkers zijn over te dragen, is illusoir.   {Een paar weken of dagdelen vervolgopleiding maken nog geen niveau gezondheidszorg [IVRK24 lid 1], terwijl inmiddels wel duidelijk is dat er ‘tegengewogen’  dient te worden met de wetenschappelijk vastgestelde ernstige schadelijke gevolgen van een beschermingsmaatregel voor de opgroeiende}.

Probleemoplossing

Duurzame probleemoplossing is alleen mogelijk indien de in stand houdende oorzaken, zoals benoemd op de pagina's 3 et 4, van het probleem worden weggenomen en de op pagina 1 genoemde organisaties (Jeugdbeschermingsketen) die oorzaken onder ogen durven zien en durven te erkennen.

Het wegkijken of ontkennen van deze oorzaken – ongemakkelijke waarheden – is dodelijk voor duurzame en effectieve probleemoplossing m.b.t. feitenonderzoek, rapporteren en het diagnosticeren van ernstige bedreigingen van de ontwikkeling van minderjarigen.

Koning Willem-Alexander zei  op 4 mei 2020 het volgende:

”Nu, 75 jaar na onze bevrijding zit de oorlog nog steeds in ons. Het minste wat we kunnen doen is: niet wegkijken. Niet goedpraten. Niet uitwissen. Niet apart zetten. Niet 'normaal maken wat niet normaal is'.” 

Indien de op pagina 1 genoemde organisaties {jeugdbeschermingsketen incl. blinde politiek} deze oproep als kader nemen voor het oplossen van het kwaliteitsprobleem van feitenonderzoek en rapporteren, dan volgen zij als uitgangspunt voor de oplossing de lijn van een versterkt artikel 6.1.2 lid 6 van de Jeugdwet. Dat houdt in:

  1. de onderzoekstaken van Veilig Thuis worden ondergebracht bij de Raad voor de Kinderbescherming. Die onderzoekstaken worden vervolgens uitsluitend door daartoe gekwalificeerde gedragswetenschappers uitgevoerd;
  2. de evaluatie van ondertoezichtstellings- en uithuisplaatsingstrajecten van de gecertificeerde instellingen wordt uitsluitend door daartoe gekwalificeerde gedragswetenschappers {meer dan SKJ} van de RvdK uitgevoerd.

Dat geldt onverkort voor rapportages, zoals verzoekschriften, aan de kinderrechter. Het ligt daarom in de rede dat de gecertificeerde instellingen niet worden meegenomen in een fusie tussen de RvdK en Veilig Thuis. De gecertificeerde instelling blijft een zelfstandig instituut, uitsluitend gericht op concrete hulp aan minderjarigen en ouders op basis van het wettelijk voorgeschreven Plan van Aanpak;

  1. de kinderrechter wordt, op basis van een wetenschappelijk ingericht onderzoeksproces, uitsluitend door gekwalificeerde gedragswetenschappers van de Raad voor de Kinderbescherming geïnstrueerd.

In navolging van een versterkt artikel 6.1.2 lid 6 van de Jeugdwet kan de kinderrechter uitsluitend tot een ondertoezichtstelling of machtiging uithuisplaatsing beslissen indien deze de instemming heeft van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de minderjarige(n) kort tevoren heeft  onderzocht en een, in een rapportage vastgelegde diagnose heeft gesteld aangaande de concrete ontwikkelingsbedreiging(en).

Een simpele uitbreiding en versterking van artikel 6.1.2 lid 6 van de Jeugdwet richting ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is dus voldoende.

Naar analogie van de uitspraak van Neil Armstrong:   een kleine stap voor de wetgever, maar een reusachtige sprong voor de professionele bescherming van onze kinderen. 

Drs. Harry Berndsen – Gedragswetenschappelijk en juridisch adviseur

Stichting Onaftrankelijk Dossieronderzoek Jeugdzorgketen (sodj.nl)

juni 2020


Oplossing validatie beschermingsmaatregelen:

Wegens de recente wetenschappelijke inzichten waaruit blijkt dat een beschermingsmaatregel op zichzelf ernstig bedreigende (schadelijke) aspecten kent is deze wet-aanpassing noodzakelijk:

BW1:255a (als ingevoegd artikel):

Bij een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel moet een diagnostisch rapport van een gedragswetenschapper of (psycho)medisch specialist gepaard gaan, waarbij de gedragswetenschapper of specialist moet hebben voldaan aan diens orthopedagogische of psychomedische beroepscode. [Hierbij geldt een SKJ-registratie niet als voldoende].

Jeugdwet 6.1.2 lid 6 (of onder een andere nummering in bijv. hoofdstuk 3.1):

Het verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel behoeft de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper of (psycho)medisch specialist die de jeugdige of het cliëntsysteem met het oog daarop kort tevoren zelf heeft onderzocht en daarbij heeft voldaan aan diens orthopedagogische of psychomedische beroepscode. [Hier geldt een SKJ-registratie niet als voldoende].

Jeugdwet 3.2: lid

  • Een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitsluitend uitgevoerd door een gecertificeerde instelling of een medisch specialist waar dat uit diagnostiek nodig blijkt.
  • Een gecertificeerde instelling biedt geen jeugdhulp aan.

Naar het advies van prof.dr. R.J. van der Gaag  en andere  specialisten/hoogleraren: 

Een diagnose zorgt voor kortere en effectievere hulptrajecten waar uit diagnostiek een traject nodig blijkt. Een traject kost minder omdat het niet escaleert, niet onnodig lang doorsleept, en effectief maatwerk oplevert.

Gaarne hiervoor spoedig zorgen om de schade uit onnodige beschermingsmaatregelen verder te voorkomen.