Minister Sander Dekker ontving gisteren (13 mei 2019) uit naam van Dark horse en Stichting SOS Jeugdzorg Het Manifest: EEN ACTIEPLAN VOLGENS DE OUDERS. MANIFEST

Voorop in dit actieplan staat voor de ouders de oorspronkelijke (maar voortijdig verlaten) bedoeling van het congres: bestrijding van valse beschuldigingen tegen de ouders, en andere uitwassen van willekeur. In concreto hebben ouders de volgende maatregelen op hun programma van wensen, met het doel:

daadwerkelijke uitbanning van het euvel van, tegen ouders gerichte, ongegronde beschuldigingen en manipulaties, expliciet, impliciet of bij suggestie door: - bezinning op en erkenning van de integriteit van het ouderschap; - rechtstheoretische analyse van de oorzaken, en implementatie van de verkregen inzichten, in de wet (zie hierna: vage rechtsnormen, alsmede: het nog te publiceren artikel Rechtsvinding en Waarheidsvinding in de Justitiële Jeugdketen); - doeltreffende sancties, onder meer zoals hieronder aangegeven,

INTEGRITEIT VAN HET OUDERSCHAP IN DE GRONDWET

  1. Aan artikel 11 van de Grondwet moet een lid 2 worden toegevoegd, zodat het komt te luiden: 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam". 2. Ouders en kinderen hebben, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van het ouderschap.

VOORKOMING ONGEGRONDE BESCHULDIGINGEN

  1. Rationalisering van de maatregelen van kinderbescherming: vervang de vage rechtsnorm “ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd” (art. 1:255 BW) door een uitgebreid stelsel van scherpe gecodificeerde rechtsnormen (Barendrecht, Forder) waaraan jeugdbeschermers en kinderrechters houvast hebben bij het verzoeken en berechten van een maatregel. Zie: Mr. Ir. Peter Prinsen, Rechtsvinding en Waarheidsvinding in de Justitiële jeugdketen (nog te verschijnen).
  2. Invoering van een onafhankelijke onderzoeksrechter met het doel: - een in gang gezette spoed-uithuisplaatsing binnen 3 dagen te toetsen aan artikel 800 lid 3 Rv. Bij gebleken ongegrondheid van de gestelde spoed kan het kind terug naar het eigen gezin om het eventuele onderzoek naar de noodzaak van de maatregel vanuit de thuissituatie af te wachten. - ingeval van reguliere OTS of UHP: bij betwisting van in rapporten of verzoekschriften aangevoerde feiten deze te doen onderzoeken en zo nodig te corrigeren vóórdat de kinderrechter kennis neemt van de zaak. - art. 3.3 Jeugdwet te versterken met niet-ontvankelijk verklaring van de Raad voor de Kinderbescherming of de G.I. indien de Raad of de G.I. zich evident niet onafhankelijk heeft opgesteld jegens de voorgangers in het traject (G.I. c.q. AMHK) en handelt in strijd met de uit art. 3.3 Jw voortvloeiende rechtsplicht.
  3. Schaf de Verwijs Index Risicojongeren af. De V.I.R. creëert rondom elke casus een netwerk waarin ongeverifieerde meningen en ongecontroleerde verdenkingen onder professionals een eigen leven gaan leiden, en waarin de onbevangenheid van onderzoekers wordt bedreigd.
  4. Voer een verbod in op telefonisch informantenverhoor door de Raad voor de Kinderbescherming. Deze praktijk is in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, dat vereist dat partijen en “informanten” in elkaars bijzijn met elkaars stellingen geconfronteerd moeten worden.
  5. Ontwikkel beleid gericht op het bestrijden van valse beschuldigingen door ouders onderling die zich in familierechtzaken (gezag en omgang) laten verleiden tot die valse beschuldigingen door het processuele voordeel dat daarmee samenhangt.

BESTRIJDING VAN ONGEGRONDE BESCHULDIGINGEN

  1. De Richtlijn dient versterkt te worden met sancties bij overtreding ervan. De Richtlijn dient een lijst te bevatten van verboden woorden en uitdrukkingen. Verboden omdat ze subjectief, suggestief of tendentieus zijn, zoals “Er zijn zorgen”, “niet coöperatief”, “niet leerbaar” enz.
  2. In rapporten en verzoekschriften dient standaard het SKJ-nummer van iedere betrokken professional te worden vermeld. In het SKJ-register zijn professionals vaak niet terug te vinden doordat de professional staat ingeschreven b.v. met de eigen naam maar rapporten ondertekent met de naam van de huwelijkspartner of andersom.
  3. Voer een onafhankelijke functionaris in belast met de tuchtrechtelijke vervolging van schendingen van de van toepassing zijnde professionele standaard voor het Tuchtcollege van de SKJ zodat ouders die niet geverseerd zijn in de materie toch kundig hun klacht kunnen voorleggen.

RECHTSSTATELIJKE BEGINSELEN

  1. Zittingen in het Familie- en Jeugdrecht vinden van oudsher met gesloten deuren plaats. Dit in strijd met de rechtsstatelijke regel van openbare rechtspraak. Ook kinderen hebben recht op rechtsbescherming door openbaarheid van rechtspraak. Maak de zittingen openbaar toegankelijk.
  2. Goede-ouder presumptie: Ouders worden geacht goede ouders te zijn totdat het tegendeel blijkt. Verdenking moet berusten op feiten, niet op meningen. Als er geen feiten zijn die grond opleveren tot verdenking mogen ouders niet gedwongen worden mee te werken aan psychiatrisch of andersoortig onderzoek, in strijd met de goede-ouder presumptie.
  3. De drang- in plaats van dwang-methode is niet verenigbaar met het legaliteitsbeginsel. Er bestaat geen wettige grondslag die het bestuursorgaan daartoe machtigt.
  4. Beëindig de extra judiciële, op managementconcepten gebaseerde overlegstructuren die voorafgaan aan de juridische procedure. Beschermingstafels, Casusoverlegstructuren, voorafgaand aan een procedure zijn, gelet op de nauwe banden van de deelnemers met de rechterlijke macht niet verenigbaar met het procesrecht.
  5. Schrap de bepalingen van art. 1:238 lid 3 BW en art. art. 1:265j lid 3 BW voor zover daarin aan de Raad voor de Kinderbescherming (naast zijn bestaande rekwirerende rol) een adviesrol t.b.v. de rechter en keteninstellingen wordt toegekend.
  6. Bewaak de zuiverheid in het taalgebruik door instanties. Beëindiging van een uithuisplaatsing wordt in het spraakgebruik van de autoriteiten aangeduid als “terugplaatsing” of “thuisplaatsing” in plaats van “beëindiging van de maatregel”. “Terugplaatsing” getuigt van onbegrip van de betekenis van het ouderschap in het recht. Ouderschap is niet een datieve maar een natuurrechtelijke rechtsfiguur.
  7. Toevoeging aan de ouders van een raadsman of een onafhankelijke, bekwame, gekozen vertrouwenspersoon.

INTEGRITEIT

  1. Rapporten van de Raad en G.I. dienen op ambtseed te worden opgemaakt. Hiermee wordt voor de betreffende rapporteurs een gevolg verbonden aan verwijtbaar onzorgvuldig opgestelde rapporten en wordt hen op voorhand ingescherpt dat onzorgvuldigheid niet vrijblijvend is.
  2. Perverse financiële prikkels kunnen, bewust of onbewust, gemakkelijk leiden tot onvoldoende verantwoorde beschuldigingen tegen de ouders. Er dient toezicht te zijn op door de G.I.’s uitgeoefende druk om prestatienormen te halen.

NALEVING WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

  1. Artikel 1:262 BW omschrijft de taken van de G.I., mede omvattende de taak om: - te zorgen voor hulp en steun aan de ouder om de concrete bedreigingen weg te nemen; - de ouder zoveel mogelijk in zijn ouderlijke verantwoordelijkheid te laten; - de gezinsband met het kind en de ouders te bevorderen. In de praktijk wordt dit artikel vaak genegeerd, waardoor maatregelen nodeloos verlengd worden. Dit vereist dringend beleid om deze toestand te saneren.
  2. Art. 1:263 t/m 265 BW schrijft de ouders voor dat zij de aanwijzingen van de G.I. moeten opvolgen. In de rechtspraktijk plegen genoemde artikelen de G.I. te brengen tot een autoritaire bejegening van de ouders. Genoemde artikelen zijn een sta-in-de-weg voor een op samenwerking gerichte attitude bij ouders en G.I. Daarom dienen deze artikelen geschrapt te worden, evenals de Schriftelijke Aanwijzing.
  3. Art. 1:265d bepaalt dat de uithuisplaatsing op grond van gewijzigde omstandigheden beëindigd kan worden. Dit artikel dient aangevuld te worden met de grond dat bij het nemen van de vigerende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.

OPSCHONING DOSSIERS

  1. Indien komt vast te staan dat in een dossier onjuiste of onvolledige feiten of omstandigheden worden genoemd dient wettelijk te worden vastgelegd dat alle dossiers in alle lagen van de keten geschoond worden op straffe van een nader te bepalen sanctie.

PROFILERING

  1. Beëindiging van profilering van ouders met behulp van de vele risico-taxaties die als een sleepnet door de samenleving worden gehaald (Onderwijs, Gezondheidszorg, Sportverenigingen enz. enz.) in strijd met het verdragsrechtelijk beschermde recht van ieder op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie, en die provoceren tot valse beschuldigingen tegen ouders door jeugdbeschermers. Zie: Over de Prevalentie van Kindermishandeling, NJB 2017-1330
  2. Stop met bevordering van onbevoegde opsporing door burgers van “kindermishandeling”. Deze vorm van opsporing werkt lichtvaardige vervolging door AMHK en Raad voor de Kinderbescherming in de hand en houdt de morele paniek in stand.

ONAFHANKELIJKHEID

  1. Vorm de justitiële jeugdketen (AMHK, G.I., Raad voor de Kinderbescherming) om tot van elkaar onafhankelijke, elkaar controlerende, elkaar toetsende organen.
  2. Bij de voorgenomen beëindiging of niet-verlenging van een maatregel heeft de Raad voor de Kinderbescherming een toetsende taak. Diezelfde toetsende taak dient ook bij het het begin van de maatregel op de Raad te rusten. Dat kan alleen in een positie van onafhankelijkheid. Ouders ervaren een gebrek aan onafhankelijkheid bij de Raad doordat de Raad de voorgaande instanties openlijk aanduiden als “ketenpartners”
  3. Splits het huidige jeugddomein in een Zorgdomein, gegrond op de jeugdwet en een Beschermingsdomein, gegrond op de in het BW geregelde kinderbeschermingsmaatregelen. Zonder personele unie tussen deze domeinen. In het Zorgdomein is deskundige diagnostiek van het grootste belang. In het Beschermingsdomein staat de instrumentaliteit en de rechtsbescherming voorop. Beide domeinen dienen een eigen cultuur te ontwikkelen.
  4. Voorkomen van “fuikwerking”: Met deze splitsing is de beruchte fuikwerking te voorkomen: “Je vraagt om hulp, maar je krijgt een maatregel”. Het Beschermingsdomein kan zaken overdragen aan het Zorgdomein. Andersom kan niet. Ouders moeten onbevreesd voor een autoritaire maatregel om hulp voor hun kind kunnen vragen: bij huisarts, ziekenhuis, gedragstherapeut enz.